Helende wilskracht

helende wilskrachtUit recent onderzoek blijkt dat het krachtigste medicijn niet een gewone pil, een chirurgische techniek of zelfs een alternatieve behandeling is, maar de kracht van de geest plus de ‘afspraak’ tussen genezer en patiënt dat zij in de behandeling geloven.

 

Dr. Angel Escudero, chirurg in het Spaanse Valencia, heeft meer dan negenhonderd ingewikkelde operaties uitgevoerd zonder narcose. De BBC werd uitgenodigd om camera’s in de operatiekamer te plaatsen, waar zij een vrouw filmden die zo’n operatie onderging. In deze aflevering van de BBC-serie Your Life in Their Hands (uitgezonden mei 1991) is te zien hoe Escudero incisies maakt, vervolgens aan het zagen, boren en hameren gaat om het misvormde been van zijn patiënt te breken en weer recht te zetten. Onderwijl is de patiënt volledig bij bewustzijn en gebruikt zijn techniek van noesiterapía om de pijn te bedwingen.
Het enige wat de patiënt moet doen is ervoor zorgen dat haar mond vol speeksel blijft. Ook moet zij tegen zichzelf blijven herhalen: ‘Mijn been is verdoofd.’ Een droge mond is een van de eerste waarschuwingssignalen voor het bewustzijn dat er gevaar dreigt. Wanneer de mond vochtig blijft, zullen de hersenen zich ontspannen, ervan uitgaan dat alles in orde is en de pijnreceptoren uitschakelen in de zekerheid dat er een verdoving is toegediend. In werkelijkheid was haar helende wilskracht net zo sterk als een echte narcose. Haar lichaam, dat geen onderscheid kan maken tussen het afwezig zijn van pijn en de gedachte aan het ontbreken van pijn, schakelde zijn alarmfunctie uit zodat ze zich kon ontspannen en kon slapen terwijl haar been werd opengesneden.
Het werk van Escudero bewijst in de meest extreme vorm dat geestkracht het centrale mechanisme van genezing is. Naar aanleiding van het wijdverbreide gebruik van de placebo erkennen artsen al dat het geloof in genezing een centrale rol speelt. In het nummer van New Scientist van 16 december 2006 geeft de Franse psychiater Patrick Lemoine, deskundige op het gebied van het placebo-effect, tot ieders verbazing toe dat zeker 35 tot 40 procent van alle officiële recepten voor patiënten ‘onzuivere’ placebo’s zijn. Daarmee bedoelt hij dat een farmacologisch inactieve stof (een pilletje met suiker) ‘verontreinigd’ is met een heel kleine hoeveelheid van een actief bestanddeel. Het gevolg is dat de behandeling onvoldoende is om een klinisch effect te sorteren, maar toch net voldoende voor artsen om te stellen dat het wel zo’n effect heeft.
Met andere woorden, meer dan een derde van alle recepten bestaat uit neppillen en als die al werken, dan komt dat door de kracht van de geest, het geloof bij de patiënt dat alles wat de dokter geeft ook werkt.

De kracht van de placebo In een recent ziekenhuisonderzoek wordt geschat dat 60 procent van de artsen regelmatig een placebo gebruikt – soms wel eens per week – en dat meer dan de helft van hen vindt dat een placebo heel goed werkt.1 Volgens de laatste schattingen ‘geneest’ een placebo- of nepbehandeling 30 tot 70 procent van alle patiënten die zo’n behandeling krijgen.2,3,4 PillsArtsen slikken zelf ook een placebo, naar de mening van Lemoine. Zij schrijven onzuivere placebo’s voor om zichzelf voor de gek te houden, terwijl ze tegelijkertijd hun patiënten maar wat wijs maken met de mededeling dat de behandeling voorspelbare en wetenschappelijk getoetste effecten heeft. Het placebo-effect toont aan dat overtuigingen een sterk genezende werking hebben, ook al zijn ze nergens op gebaseerd. De placebo is een soort intentie – de verwachting dat wanneer je iets doet, er daardoor iets verandert – een voorbeeld van intentionele bedriegerij.
Wanneer een arts een patiënt een placebo geeft, rekent hij erop dat de patiënt gelooft dat het middel zal werken. Het is uitgebreid vastgelegd dat geloven in een placebo dezelfde fysiologische effecten teweeg zal brengen als een actief middel, zelfs zozeer dat de farmaceutische industrie er grote problemen door ondervindt bij het opzetten van klinische experimenten om geneesmiddelen te testen. Een placebo geeft namelijk bij zoveel patiënten dezelfde verlichting en zelfs dezelfde bijwerkingen als het eigenlijke geneesmiddel dat een placebogroep niet kan worden aangemerkt als een goede controlegroep om een vergelijking te maken. Ons lichaam maakt geen onderscheid tussen een chemisch proces en de gedachte aan een chemisch proces.
Een recente analyse van 46.000 hartpatiënten van wie de helft een placebo kreeg, kwam zelfs tot de verbazingwekkende ontdekking dat het met de patiënten die de placebo kregen net zo goed ging als met degenen die het hartmedicijn kregen. De enige factor die de overlevingskans bepaalde, zo leek het, was het geloof dat de therapie zou werken en de bereidheid zich trouw aan de therapie te houden. Degenen die zich aan de instructies van hun arts hielden en hun pil driemaal daags slikten, deden het allemaal even goed, of ze nu een actief geneesmiddel of alleen een suikerpilletje gebruikten. De patiënten die niet in leven bleven, waren vaak degenen die nonchalant waren omgegaan met hun regime, of ze nu een placebo of een echt geneesmiddel hadden gekregen.5 Geloven in de effectiviteit van een geneesmiddel – of het nu een ‘echt’ geneesmiddel is of niet – is dus voldoende om het genezingspotentieel van het lichaam te mobiliseren.
De kracht van de placebo wordt heel goed geïllustreerd bij patiënten die behandeld worden voor de ziekte van Parkinson. Dit is een verstoring van het motorische systeem waarbij het mechanisme waarmee de hersenen de chemische stof dopamine aanmaken, niet goed functioneert. De standaardbehandeling voor de ziekte van Parkinson is een synthetische vorm van dopamine. In een onderzoek dat werd uitgevoerd aan de Universiteit van British Columbia in Canada, gebruikte een team artsen een PET-scan om aan te tonen dat wanneer patiënten een placebo hadden gekregen en vervolgens te horen kregen dat zij dopamine hadden gehad, hun hersenen de afgifte van deze neurochemische stof uit eigen voorraad aanzienlijk vergrootten.6
Nog een ander opvallend voorbeeld heeft zich afgespeeld in het Methodist Hospital in Houston, Texas. Daar verdeelde dr. Bruce Mosley, een orthopedisch specialist, een groep van 150 patiënten met ernstige osteoartritis aan de knie over drie groepen. Twee groepen kregen artroscopische lavage (waarbij al het afgestorven weefsel en het afval in het gewricht wordt weggespoeld met behulp van een ingebracht kijkbuisje) of een andere vorm van chirurgische reiniging (waarbij het gewricht wordt schoongemaakt met een ‘stofzuigertje’). De derde groep werd zogenaamd geopereerd: de patiënten werden klaargemaakt voor de operatie, onder narcose gebracht en de operatiekamer binnengereden. Er werden incisies in hun knieën gemaakt, maar verder werd er niets gedaan. Gedurende de daaropvolgende twee jaar – waarin geen van de patiënten wist wie er echt geopereerd was en wie er een nepoperatie had gehad – rapporteerden alle drie de groepen patiënten een matige verbetering wat de pijn en het functioneren van de knie betreft. De placebogroep meldde zelfs betere resultaten dan sommigen van degenen die echt geopereerd waren.
De verwachting dat men zou genezen was voldoende om de herstelmechanismen van het eigen lichaam in gang te zetten. Deze intentie, ontstaan door de verwachting dat de operatie zou slagen, bracht de fysieke verandering teweeg. Maar als de hersenen geen onderscheid kunnen maken tussen een gedachte en een actie, zou het lichaam zich dan iets aantrekken van de psychische opdracht om te genezen zonder het trucje van een suikerpil? Als ik mijn lichaam in gedachten opdracht geef te bedaren of actiever te worden, zal het dan naar mij luisteren? De literatuur over biofeedback en de geneeskunde die zich bezighoudt met de koppeling tussen lichaam en geest, zeggen van wel.

Biofeedback In 1961 kwam Neal Miller, een neurogedragswetenschapper aan de Universiteit van Yale, voor het eerst met het idee dat mensen kunnen leren psychische invloed uit te oefenen op hun autonome zenuwstelsel en op controlemechanismen als bloeddruk en darmbeweging, ongeveer zoals een kind leert fietsen. 

Als eerste deed hij een serie opmerkelijke experimenten met het conditioneren en belonen van ratten. Miller ontdekte dat wanneer hij het genotcentrum in de hersenen stimuleerde, de ratten getraind konden worden hun hartslag naar willekeur te verlagen, de snelheid waarmee hun nieren zich met urine vulden te beheersen en zelfs in elk oor een verschillende mate van verwijding van de bloedvaten te bereiken.
Als relatief lagere dieren als ratten zo’n opmerkelijke innerlijke beheersing kunnen bereiken, zo dacht Miller, zou de mens met zijn grotere intelligentie dan niet nog meer lichamelijke processen kunnen reguleren?  Na deze eerste onthullingen ontdekten veel wetenschappers dat informatie over het autonome zenuwstelsel als ‘biofeedback’ naar het individu teruggekoppeld kan worden om aan te geven naar welke plaatsen in het lichaam de intentie gestuurd moet worden. In de jaren zestig begon John Basmajian, hoogleraar geneeskunde aan de McMaster University in Ontario en specialist op het gebied van revalidatiewetenschap, mensen met een verwonding aan het ruggenmerg te trainen in het gebruik van feedback uit elektromyografie (EMG) om weer de controle over afzonderlijke cellen in hun ruggenmerg te krijgen.
Ongeveer tezelfdertijd verrichtte de psycholoog Elmer Green aan het Menninger Institute in Topeka, Kansas, baanbrekend werk met een biofeedbackmethode om migraine te behandelen. Deze is nu een geaccepteerde vorm van therapie voor deze aandoening. Biofeedback is met name nuttig om het syndroom van Raynaud te behandelen, een vaataandoening waarbij de bloedvaten in armen en benen samentrekken wanneer ze aan kou blootstaan, zodat de vingers en tenen koud en bleek worden en zelfs blauw kleuren.
Bij een biofeedbackbehandeling wordt de patiënt aangesloten op een computer. Op verschillende plaatsen worden er aan het lichaam van de patiënt elektroden bevestigd, die ontvangen energie omzetten in een andere vorm van energie. Zij sturen hun informatie naar een beeldscherm dat activiteiten van het autonome zenuwstelsel registreert, zoals hersengolven, bloeddruk en hartslag of samentrekkingen van spieren. De akoestische of visuele informatie die naar de patiënt wordt teruggekoppeld, is afhankelijk van de aandoening. Voor het syndroom van Raynaud registreren de machines een daling in de temperatuur van de huid zodra de bloedvaten naar de handen samentrekken en er gaat een lampje knipperen of er klinkt een piepje. Deze feedback zet de patiënt ertoe aan een intentie naar zijn lichaam te sturen om het betrokken proces aan te passen. Bij het syndroom van Raynaud stuurt de patiënt een wilsintentie om zijn hand op te warmen.
Sinds die beginperiode heeft de biofeedback een vaste plaats veroverd als therapie voor vrijwel elke chronische aandoening, van aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD) tot opvliegers in de menopauze. Patiënten die een beroerte hebben gehad of een beschadiging aan het ruggenmerg hebben opgelopen, gebruiken nu biofeedback om te revalideren en weer controle over verlamde spieren te krijgen. Hij is zelfs van onschatbare waarde gebleken om een einde te maken aan fantoompijn in een lichaamsdeel dat er niet meer is. Zelfs astronauten gebruiken biofeedback om geen last te hebben van ruimteziekte op hun reizen.In de traditionele kijk op biofeedback houdt men vast aan het idee dat het iets te maken heeft met ontspannen, met leren hoe wij de vecht- versus vluchtreactie van ons autonome zenuwstelsel tot rust kunnen brengen. Alleen al op grond van het enorm brede terrein dat kan worden bestreken, moet gesteld worden dat dit mechanisme meer te maken heeft met wilsvermogen. Nagenoeg elk lichamelijk proces dat met een apparaat gemeten kan worden – tot aan één enkele zenuwcel die een spiervezel aanstuurt – blijkt namelijk door het individu zelf beheerst te kunnen worden. Vrijwilligers die aan dit soort onderzoek meewerkten, hebben de totale psychische controle bereikt over de temperatuur in hun lichaam16 en zelfs over de richting van de bloedtoevoer naar de hersenen.

Hypnotherapie Hypnose kan worden gebruikt als een soort genezende wilskracht, een opdracht aan de hersenen tijdens een toestand van veranderd bewustzijn. Hypnotiseurs laten voortdurend zien dat het brein of het lichaam bijzonder gevoelig is voor de macht van gestuurd denken wanneer zij onder invloed van het onderbewuste staan.
Een indrukwekkend voorbeeld van de kracht van suggestie betreft een kleine groep mensen met de geheimzinnige, aangeboren aandoening ichthyosiforme erythrodermie. Deze wordt geringschattend ook wel vissenhuid genoemd vanwege de afzichtelijke, op vissenschubben lijkende korsten die het lichaam van de patiënt grotendeels bedekken. In een studie werden vijf patiënten onder hypnose gebracht, waarna tegen hen werd gezegd dat zij zich op een deel van hun lichaam moesten concentreren en zich moesten voorstellen dat de huid daar normaal werd. Binnen een paar weken was 80 procent van het lichaam bij elke patiënt volledig genezen en bleef de huid zacht en glad.18
Door middel van hypnotische intentie hebben patiënten, die een operatie aan hun ruggenmerg zouden ondergaan, hun bloedverlies met bijna de helft teruggebracht door eenvoudig de bloedtoevoer weg te leiden van de plaats waar zij geopereerd werden.19 Zwangere vrouwen hebben hun baby uit een stuitligging kunnen halen, brandwondpatiënten hebben er hun genezing mee bespoedigd en mensen met inwendige bloedingen in maag en darmstelsel hebben het bloeden op wilskracht laten ophouden.20 Het is duidelijk dat een bewuste gedachte het lichaam tijdens een toestand van gewijzigd bewustzijn, die globaal overeenkomt met de zeer waakzame toestand van intensieve meditatie, kan overreden pijn te verdragen, verschillende ernstige ziekten te genezen en verandering te brengen in nagenoeg elke conditie.
Mentale intentie wordt aangewend om feitelijke fysiologische veranderingen te bewerkstelligen; en niet alleen in het lichaam van atleten. Guang Yue, bewegingspsycholoog bij de Cleveland Clinic Foundation in Ohio, heeft een onderzoek uitgevoerd waarbij deelnemers die de fitnessruimte bezochten, vergeleken werden met deelnemers die in gedachten een virtuele training doormaakten. Degenen die regelmatig naar de fitnessruimte kwamen, wisten hun spierkracht met 30 procent te vergroten. Maar degenen die in een luie stoel bleven zitten en in gedachten hun gewichtentraining doornamen, wisten ook bijna de helft van die toename te bereiken.
Vrijwilligers tussen 20 en 35 jaar stelden zich tijdens dagelijkse trainingssessies vijf keer per week voor dat ze een van hun biceps zo zwaar mogelijk trainden. Nadat de onderzoekers hadden gecontroleerd dat de deelnemers aan geen enkele feitelijke lichamelijke inspanning deden, al was het maar het aanspannen van hun spieren, ontdekten zij een verbazingwekkende toename in spierkracht en spieromvang met 13,5 procent na slechts een paar weken. Deze verbetering hield nog steeds stand toen de mentale training al drie maanden voorbij was.
In 1997 kwam dr. David Smith van de universiteit van het Britse Chester met vergelijkbare resultaten: deelnemers die aan lichamelijke training deden konden een krachttoename van 30 procent bereiken, terwijl degenen die deze training alleen in gedachten deden een verbetering met 16 procent bereikten.22 In een andere studie is aangetoond dat vrouwen onder hypnose de omvang van hun borsten vergrootten door zich alleen maar voor te stellen dat ze op het strand lagen terwijl de zonnestralen hun borsten verwarmden.

De genezende relatie Maar hoe staat het met de rol van de genezer? Uit onderzoek blijkt dat het effect wordt vergroot wanneer behandelaar én patiënt geloven dat de behandeling zal werken. In bijna 40 procent van dergelijke gevallen bleek de placebo te werken.
Lemoine heeft laten zien dat artsen zelf ook in hun ‘toverij’ met een placebo gaan geloven en dat hun geestkracht een rol blijkt te spelen in het genezingsproces. Het is niet ongebruikelijk, zegt Lemoine, dat een arts zijn respect voor een patiënt verliest wanneer de patiënt niet op de behandeling reageert. ‘Hij denkt dan dat de patiënt zich zijn symptomen inbeeldt of ze simuleert.’ Het gebrek aan respect bij de arts wordt vervolgens overgebracht op de patiënt, die op zijn beurt minder gauw vertrouwen zal hebben in de arts. ‘Elke behandeling die hij daarna voorschrijft, zal waarschijnlijk minder effect hebben en kan zelfs vervelende neveneffecten opleveren,’ zegt Lemoine. Dit wordt het ‘nocebo-effect’ genoemd dat verwijst naar het vermogen van de geest te geloven dat een inerte stof schade aanricht. Onder welke condities is het placebo-effect dan optimaal? De kracht van de geest blijkt het meeste effect te hebben wanneer er een ‘gezondheidscontract’ bestaat tussen arts en patiënt, een gemeenschappelijke overtuiging dat de behandeling zal werken.

Zelf gezond Een behandelaar bereikt de beste resultaten wanneer hij zelf in alle opzichten gezond is en zich goed voelt. Dit is voor het eerst ontdekt door de psycholoog dr. Gary Schwartz van de Universiteit van Arizona in een onderzoek naar de genezingsintentie van veertien Reiki-genezers. Schwartz en zijn collega’s gebruikten de bacterie Escherichia coli, die even aan een felle hitte werd blootgesteld. De Reiki-genezers moesten de nog levende bacteriën genezen door ze een kwartier lang een standaard Reiki-behandeling te geven.
A Reiki_treatment a day,In eerste instantie had de Reiki-behandeling ogenschijnlijk geen effect op het algehele overleven van de nog levensvatbare bacteriën. Maar bij nader onderzoek vonden de onderzoekers dat de Reiki-behandelaars de ene dag wel en de andere dag geen succes hadden en dat zij in sommige gevallen zelfs een nadelige invloed op de bacteriën hadden. De wetenschappers besloten de Arizona Integrative Outcomes Scale toe te passen gedurende de 24 uur voor- en nadat de genezers hun Reiki-behandeling deden. Dit is een visueel instrument van ingenieuze eenvoud om iemands spirituele, sociale, psychische, emotionele en lichamelijke welzijn te meten. Aan de hand van deze testgegevens vonden de onderzoekers een belangrijke trend. Op dagen dat de genezers zich heel goed voelden, hadden zij een genezend effect op de bacteriën. Maar op dagen dat zij zich niet zo goed voelden, scoorden zij niet alleen lager op de test, maar hadden ze in werkelijkheid ook een nadelig effect op E. coli.
De behandelaars die aan de behandeling begonnen terwijl ze zich minder goed voelden, doodden zelfs meer bacteriën dan er in de controlegroep vanzelf waren doodgegaan. Blijkbaar heeft de lichamelijke en emotionele conditie van de genezer dus invloed op het resultaat. De eigen algehele gezondheid van de behandelaar is een essentiële factor in zijn vermogen om anderen te genezen.

Zelf geloven De behandelaar moet zelf zijn genezende intentie uitstralen en daarin geloven. Schwartz en zijn collega-onderzoekers voerden een dubbelblind onderzoek uit naar het op afstand genezen van hartpatiënten met Johrei. Na drie dagen moesten de patiënten aangeven of zij het (vage) gevoel of idee hadden gehad dat zij Johrei ontvingen. In zowel de behandelde groep als de controlegroep waren er patiënten die heel sterk geloofden dat zij een behandeling hadden gekregen, terwijl anderen sterk het gevoel hadden dat zij erbuiten vielen.
Toen Schwartz en zijn collega’s de resultaten analyseerden, kwam er een fascinerend beeld naar voren. De beste resultaten deden zich voor bij degenen die Johrei hadden gekregen en ook het gevoel hadden dat zij die hadden gekregen. De slechtste resultaten betroffen degenen die geen Johrei hadden gehad en er zeker van waren dat zij die ook niet gekregen hadden. De andere twee groepen – degenen die het wel gekregen hadden maar dat niet zo hadden gevoeld en degenen die het niet gekregen hadden maar dachten dat ze het wel hadden gehad – zaten daar ergens tussenin. Deze resultaten lijken dus het idee te weerleggen dat een positief resultaat volledig kan worden toegeschreven aan een placeboreactie, want degenen die ten onrechte dachten dat zij de behandeling kregen deden het niet zo goed als degenen die terecht dachten dat zij hem kregen. Het geloof van de patiënt in zijn behandeling – ondersteund door een genezende intentie die de behandelaar uitstraalt – had het meeste effect.

Zinvolle relatie Een zinvolle of speciale ‘genezingsrelatie’ tussen behandelaar en behandelde kan ertoe bijdragen dat er met genezing wordt gereageerd. Psycholoog Jeanne Achterberg van het Institute for Transpersonal Psychology in Californië, die zich met de relatie tussen lichaam en geest bezighoudt, voerde een onderzoek uit in een ziekenhuis in Hawaï bij genezers die als hun ‘patiënt’ iemand uitkozen met wie zij een speciale band hadden. Elke genezer werd geïsoleerd van zijn patiënt, die in een MRI-scanner werd geplaatst. De genezers stuurden met willekeurige tussenpozen hun genezende intentie naar hun patiënt. Achterberg ontdekte bij alle patiënten een sterke activering van de hersenen in dezelfde delen van de hersenen (vooral de frontaalkwab) op de momenten dat de genezende energie werd ‘uitgestraald’.
Toen dezelfde werkwijze werd uitgeprobeerd bij mensen die de genezers niet kenden, had dat geen effect op de hersenactiviteit van deze patiënten. Een soort emotionele band of empathische relatie is dus misschien essentieel voor de genezingsintentie om succes te hebben.Zowel de energie en de genezingsintentie zelf als het geloof van de patiënt dat hij genezende kracht ontvangt bevordert de feitelijke genezing. Het geloof dat die specifieke behandeling of methode werkt, zowel bij de arts als bij de patiënt, is een andere belangrijke factor.
Het meest opmerkelijke geval van een placebo-effect waarvan Lemoine verhaalt is misschien wel Annie, een vrouw die wegens een ernstige depressie in het psychiatrische ziekenhuis van Lemoine terechtkwam en daar meer dan tien jaar verbleef. De meeste dagen zat ze daar opgerold in een stoel op de afdeling. Nadat Lemoine met haar bevriend was geraakt, haalde hij haar over mee te doen aan een experiment met een nieuw antidepressivum. Daarmee ging zij akkoord en ze reageerde zo goed op het geneesmiddel dat ze de kliniek kon verlaten. Uiteindelijk vond ze een flat én een vriend. Haar geval heeft misschien zelfs geholpen om dit geneesmiddel op de markt te krijgen.
Pas geruime tijd later ontdekte Lemoine dat de pillen die Annie had moeten slikken, diep in de bekleding van haar leunstoel zaten weggestopt. Toen hij ze natelde, bleek dat ze er niet één had geslikt. Dus ofwel wilde ze hem niet teleurstellen ofwel – wat waarschijnlijker was – is ze beter geworden om het nieuwe geneesmiddel niet te hoeven gebruiken. Voorbeelden als dit maken nog eens goed duidelijk hoe belangrijk het genezingscontract is. De beslissende factor is alleen al de verwachting bij de patiënt dat de arts een middel geeft dat werkt of, zoals in dit laatste voorbeeld, het verlangen om dat te voorkomen.
Het is heel goed mogelijk dat wij geen geneesmiddelen nodig hebben, maar alleen ons oprechte vertrouwen – als arts en als patiënt – dat datgene werkt waarin we het meest geloven, of dat nu een geneesmiddel, een alternatieve geneeswijze of de tussenkomst van iets bovenaards is.

De stomme hersenen
Hoe kan het dat alleen al de gedachte aan een geneesmiddel hetzelfde effect heeft als het actieve bestanddeel? Aanwijzingen hierva walk in the cloudsoor komen uit onderzoek bij sporters die in gedachten de komende wedstrijd doornemen en uit intrigerend hersenonderzoek met elektromyografie (EMG). Het elektromyogram levert een live momentopname van de instructies die de hersenen aan het lichaam geven – wanneer en waar er iets moet bewegen – door elke elektrische impuls te registreren die de neuronen voor het motorische systeem naar specifieke spieren sturen zodat die zich samentrekken.
Normaal gesproken heeft de arts met een EMG een nuttig instrument in handen om neuromusculaire aandoeningen te diagnosticeren en te testen of spieren goed op prikkeling reageren.

Maar het EMG is ook ingezet om een interessant wetenschappelijk raadsel op te lossen: leidt de gedachte aan een handeling tot hetzelfde patroon van informatieoverdracht tussen neuronen als de handeling zelf? Deze vraag is onderzocht door een groep skiërs op EMG-apparatuur aan te sluiten terwijl ze voor zichzelf hun race repeteerden. Toen de skiërs in gedachten hun afdaling doornamen, waren de elektrische impulsen die naar hun spieren gingen dezelfde als degene die zij gebruikten om die draaiingen en sprongen echt te maken tijdens de afdaling. De hersenen stuurden dezelfde instructies naar het lichaam, of de skiërs nu alleen maar dachten aan een bepaalde beweging of die beweging ook werkelijk uitvoerden. Denken leidde tot dezelfde instructies vanuit de geest als doen.

Ook uit EEG-onderzoek is gebleken dat de hersenen precies dezelfde elektrische activiteit ontplooien als we eraan denken iets te doen en als we dat werkelijk doen. Zo worden de EEG-patronen in de hersenen die geactiveerd worden om tot de vereiste motorische handelingen te komen bij gewichtheffers, ook geactiveerd wanneer die handeling in gedachten alleen maar wordt nagebootst.2 Alleen de gedachte is al genoeg om via de zenuwbanen de instructies door te geven om die fysieke handeling uit te voeren.

De kleur van de geest
Een fascinerende studie van David Spiegel, hoogleraar psychologie en gedragswetenschappen aan Stanford University, gunt ons een kijkje in de hersenen gebeurt wanneer die onder hypnose een opdracht krijgen. De deelnemers kregen een schilderij met kleurvlakken á la Mondriaan te zien en moesten zich inbeelden dat het schilderij alle kleur verloor en er alleen nog zwart en wit overbleef. Door middel van een scan met positronemissie tomografie (PET), waarmee de fysieke activiteit in de hersenen wordt geregistreerd, liet Spiegel zien dat de bloeddoorstroming en activiteit aanmerkelijk afnamen in dat deel van de hersenen dat de kleurwaarneming regelt, terwijl de gebieden die beelden in zwart, wit en grijs verwerken gestimuleerd werden.

Toen het experiment werd omgedraaid en de onderzoeksdeelnemers zich moesten inbeelden dat grijze beelden kleur kregen, ontstonden de tegenovergestelde veranderingen in het waarnemingspatroon van de hersenen.1 Dit illustreert een ander moment waarbij de hersenen zich door het denken laten leiden. De visuele cortex van de hersenen, het gebied dat beelden verwerkt, kan geen onderscheid maken tussen een echt beeld en een ingebeeld beeld. De instructies vanuit het denken waren belangrijker dan het visuele beeld dat werd waargenomen.

In een ander onderzoek kregen veertien gezonde mannen een injectie met een geconcentreerde zoutoplossing in hun kaakspieren om pijn te veroorzaken. Vervolgens kregen zij een placebo met de mededeling dat dit een geneesmiddel was om de pijn te verlichten.
Nadat de mannen het ‘medicijn’ hadden gekregen, ontdekten de onderzoekers dat zij meer pijn konden verdragen dan daarvoor. Hersenscans die voor en na het innemen van de placebo werden genomen, lieten zien dat de afgifte van endorfinen – de natuurlijke pijnstillers van de hersenen – geactiveerd was in delen van de hersenen met pijnreceptoren en dat die toenam zodra de deelnemers te horen kregen dat zij een medicijn hadden gekregen om de pijn te verlichten. Het geloof in het medicijn leidde tot een feitelijke fysieke verandering in het lichaam die de pijn inderdaad verlichtte.

Verschillende soorten visualisatietechnieken die nu standaard deel uitmaken van de voorbereiding van topsporters, zijn ook uiterst effectief om ziekten te behandelen. Patiënten hebben hun behandeling voor een heel scala van acute en chronische aanFluffy Clouds?doeningen – van coronaire hartziekte1 en hoge bloeddruk tot lagerugpijn en aandoeningen aan het spier- en skeletstelsel, waaronder fibromyalgie3 – een flinke stimulans gegeven door zich alleen maar in gedachten voor te stellen hoe hun lichaam zich tegen de ziekte verweerde of die gedachte in een soort beeldspraak te gieten.
Visualisatie heeft ook geleid tot betere resultaten na operatie, geholpen beter met pijn om te gaan5 en de bijwerkingen van chemotherapie teruggedrongen.

De uitkomst van een ziekte van een patiënt is zelfs voorspeld door te onderzoeken wat voor visualisatie er werd gebruikt om die ziekte te bestrijden. Psychologe Jeanne Achterberg, die zichzelf van een zeldzame vorm van oogkanker heeft genezen door middel van verbeelding, is daarna onderzoek gaan doen bij kankerpatiënten die visualisatie gebruikten om zich tegen hun ziekte te verweren. Zij voorspelde met een nauwkeurigheid van 93 procent welke patiënten volledig zouden herstellen en welke patiënten achteruit zouden gaan of zouden overlijden door alleen maar hun visualisaties te onderzoeken en die te beoordelen.

De patiënten met wie het goed afliep, waren beter in staat dingen levendig te visualiseren, gebruikten krachtiger beelden en symbolen en konden een duidelijke visuele intentie vasthouden, bijvoorbeeld een voorstelling waarin zij de kanker overmeesterden en waarin de medische behandeling slaagde. De succesvolle patiënten deden de visualisatie ook regelmatig.

Door Lynne McTaggart, bron: Medisch Dossier

 

 

 

 

 

 

Top