Jan Geurtz over zijn lessen in liefde: “Kijk naar je angst.”
Sommige leraren zijn zelf een boeiende weg gegaan voor ze tot inzicht kwamen in wat ze bezig hield.
Om een paar te noemen: Byron Katie leed aan somberheid, Jeff Fosters leven bleef maar tobben en Gangaji moest in overgave dealen met haar partner toen die vreemd ging. Jan Geurtz schrijft al jaren en met succes over de liefde en ging en gaat op dit terrein zijn eigen leerweg. Een openhartig gesprek.
Jan (68, weegschaal) is al enkele jaren poly-amoureus. Het is de uitkomst van een jarenlange zoektocht naar de liefde, naar ‘hoe die werkt’ en hoe hij ermee om wil gaan. “Ja, deze relatievorm bevalt me.
Zo’n relatie komt minder voort uit hevige verliefdheid, en dat is een voordeel. Verliefdheid ontstaat vanuit gemis en behoeftigheid, en de ander moet die dan vervullen. Ik vind het fijner om vanuit vriendschap en spirituele gelijkgezindheid samen te zijn. Daarnaast spelen aantrekkelijkheid, of ik iemand leuk en mooi en boeiend vind natuurlijk een belangrijke rol. En soms ook of we tantrisch kunnen beoefenen. Gaandeweg ontstaat in zo’n relatie steeds meer liefde, maar dan veel vrijer, zonder die bezitterige en verlatingsangstige onderstroom van de traditionele relatie. Om die reden is het ook mogelijk om meer dan één relatie te hebben. Uiteraard weten partners van elkaars bestaan af, maar verder hoeven de verschillende levens niet met elkaar vermengd te worden.
Ik word ook wel regelmatig verliefd, maar dat zijn meestal cursistes dus daar doe ik niets mee en dan duurt het hooguit een paar dagen. Ik geniet van het bruisende verlangen, maar omdat ik er niet in verkramp lost het vrij snel weer op. Toch ben ik niet tégen een relatie vanuit verliefdheid; als het op mijn weg komt zal ik er vast en zeker weer met enthousiasme in duiken. Maar zolang dat niet gebeurt vind ik deze manier van spirituele intimiteit wel heel fijn”
Toch was Jan niet altijd zo. “Vroeger als ik verliefd werd en het was wederkerig, dan was ik aanvankelijk dolgelukkig met die relatie. Maar ik maakte mezelf tevens zó afhankelijk dat de relatie steeds beknellender werd. Na een tijdje liep het dan met veel ellende stuk, en dan had ik daar soms jarenlang last van. In die tijd ging ik alleen op de versiertoer: oppervlakkige contacten om het liefdesverdriet te vergeten. Totdat ik weer verliefd werd. Dit herhaalde zich steeds, het was een patroon dat ik geleidelijk doorkreeg.”
Wat was het patroon?
“Ik ging zien dat relaties er niet zijn om voor altijd te duren en alleen maar gelukkig te zijn, maar dat ze komen en gaan zoals alles in de wereld, en dat als je daar in meegaat, dat bijdraagt aan je spirituele groei. Alles wat je doet uit angst voor het stuklopen ervan maakt een relatie beklemmender en verkort zelfs de duur van het samenzijn. Telkens als je je verlatingsangsten zelf kunt oplossen in plaats van je partner er voor verantwoordelijk te stellen, wordt de relatie ruimer en stroomt de liefde.”
Wat is de boodschap?
“Je moet je eigen leven niet volledig opgeven voor een relatie. Je wordt immers verliefd op iemand die dan nog een zelfstandig mens is. Vaak worden partners in de loop der jaren steeds afhankelijker van elkaar, ze geven alles voor elkaar op: hun eigen huis, hun eigen vriendenkring, hun zelfstandige inkomen, soms zelfs hun eigen liefhebberijen, en dat heet dan “investeren in de relatie”. Terwijl in werkelijkheid de relatie daar alleen maar onder lijdt. Investeren in de relatie is eigenlijk een vorm van zelf-amputatie waardoor twee partners geleidelijk twee halve mensen worden die samen een symbiotisch geheel vormen. Niettemin geldt dit in onze cultuur nog steeds als hét ideaalbeeld van de liefdesrelatie, terwijl er zóveel leed in verborgen zit, en er steeds minder bruisende liefde in ervaren wordt. En dit allemaal uit angst om je geliefde kwijt te raken.”
Wat zit er onder die angst?
“Een negatieve zelfovertuiging, dat is kern van ons aangeleerde zelfbeeld, ook wel het ego genoemd. We geloven ten diepste dat we zelf niet gelukkig kunnen zijn en dat we de daar een ander voor nodig hebben. We laten ons geluk dus altijd afhangen van anderen en omstandigheden. Terwijl liefde en geluk inherente kwaliteiten zijn van ieder mens. Geloven dat geluk afhangt van anderen en omstandigheden zorgt ervoor dat we het pas kunnen ervaren als anderen en omstandigheden aan die verwachting voldoen. En dat doen ze soms wel, maar altijd tijdelijk. En zodra dat weer ophoudt ervaren we onszelf nog sterker als een leegte die door anderen gevuld moet worden.”
Liefde zoekt om volheid te delen en niet een ander je leegte laten vullen…
“Ja, maar daarvoor moet je dus wel eerst spirituele beoefening gedaan hebben en enigszins in contact staan met je inherente liefde en geluk. Dat noem ik ook wel het ‘overvloedigheidsbewustzijn’, of ‘de natuurlijke staat van Zijn’. Maar onze identificatie met het aangeleerde zelfbeeld snijdt ons ervan af waardoor we angstig zijn en we van buiten af iets nodig hebben om een innerlijk gat te vullen. Dat doen we met andere mensen, met spulletjes, met drugs, met succes, alles kan dienen om die leegte op te vullen. Terwijl die leegte in werkelijkheid dus een misvatting is die ontstaat door ons geluk buiten onszelf te projecteren.”
Kan je dat veranderen?
“Ja dat kan met de juiste vorm van meditatie. Dat begint met het gewaarzijn wakker te maken en te ontwikkelen door te leren kijken naar je gedachten, gevoelens en ego-patronen. Doorgaans identificeert het bewustzijn zich met gedachten en gevoelens. Dan zeg je dat het ‘mijn gedachten” zijn en “mijn gevoelens”. Maar door zo vaak mogelijk alleen maar te kijken naar die gedachten en gevoelens kan je gaan ontdekken dat jij dat niet bént; ze komen slechts langs in de gewaarzijnde geest. Zo ontdek je de ruimte rondom het aangeleerde zelfbeeld, de ruimte waarin gedachten en gevoelens verschijnen. Dat is onze werkelijke staat van zijn.
Dat werkt zo: omdat we ons geluk van anderen en omstandigheden laten afhangen, beschouwen we die ook verantwoordelijk als we ons ellendig voelen. We veroordelen die ander en die vindt dat natuurlijk niet leuk en veroordeelt jou. Omdat je het rotgevoel niet herkent als je eigen geest, voel je je slachtoffer van de ander, en doe je de gekste dingen om van dat rotgevoel af te komen: verwijt, afwijzing, zelf-afwijzing, drugs, geweld, alles om maar van nare gevoelens af te komen. En die worden daardoor juist veel ellendiger.”
Hoe kan je wel een liefdesrelatie aangaan?
“In een spirituele liefdesrelatie zijn beide partners bezig met hun spirituele ontwikkeling. Beiden nemen verantwoordelijkheid voor hun eigen gevoelens. De ander kan natuurlijk iets triggeren en aangever zijn van een pijnlijke emotie. Door dan niet te verwijten maar elkaar te helpen in het nemen van die verantwoordelijkheid, kunnen beide partners groeien.”
Is hier een rol voor ouders?
“Nee, eigenlijk niet direct. Kinderen moeten echt eerst een ego ontwikkelen voordat ze het via spirituele beoefening kunnen overstijgen. Wat ouders wel kunnen doen is zichzelf spiritueel ontwikkelen, en zich zo losmaken van hun ouderlijke ego-verkramping. Die dicteert namelijk dat ze verantwoordelijk zijn voor het geluk en het lijden van hun kind. Daardoor reageren ouders altijd op een verkrampte manier als hun kind even niet voldoet aan hun ideaalbeeld van een gelukkig mens. Kinderen moeten daardoor vaak iets anders laten zien dan wat ze zijn. Zo leren ze om te functioneren in de wereld. Dat is enerzijds onvermijdelijk en heel normaal, maar tevens leren we kinderen ook dat ze altijd hun best moeten doen om iemand te zijn, en continu aan allerlei voorwaarden moeten voldoen op straffe van door de mand te vallen als slap, stom of mislukt.”
Hoe was jouw jeugd?
“Ik ben een nakomertje in een groot gezin. Wat ik vooral leerde was dat boos worden betekende dat je werd uitgelachen. Dus leerde ik conflictvermijding als ego-patroon. Ze noemen dat wel het nice guy patroon: altijd pleasen en anderen op hun gemak stellen uit angst voor conflict en afwijzing. In mijn opleiding tot trainer kwam dit patroon pijnlijk aan het licht, en ik schaamde me ervoor. Ik deed mijn uiterste best om assertiviteit aan te leren. Dat is best aardig gelukt, maar het valt nog steeds binnen het domein van het ego: in plaats van conflicten te vermijden moet ik nu assertief zijn op straffe van dezelfde zelf-afwijzing dat ik te slap ben om voor mezelf op te komen. Vaak loopt onze ontwikkeling via deze fasen: eerst ben je versmolten met je ego, je hebt geen enkel besef ervan. Dan word je ergens in je leven bewust van zo’n ego-patroon omdat het voor terugkerende ellende zorgt. Vervolgens wil je er ontzettend graag vanaf, en dat is de dissociatie-fase. Het ego kan zich dan gaan trainen om ergens beter in te worden om te kunnen overleven in de wereld. Dit is het domein van de psychologie. Helemaal ok hoor, maar je blijft dan wel geïdentificeerd met je ego, zij het met een wat gezonder patroon. Pas met spirituele beoefening kun je de hele identificatie met het ego overstijgen. Je ziet dan dat je je helemaal niet hoeft te schamen voor zo’n patroon, omdat het slechts een in je jeugd aangeleerde overlevingsreflex is, en dus niet wie je werkelijk bent. Dat waarnemen kan je oefenen. Dan wordt de innerlijke waarnemer zich bewust van wat er speelt en ben je er niet langer een speelbal van.”
Wie is de waarnemer?
“De waarnemer is hetzelfde als het oorspronkelijke gewaarzijn, dat wat al onze gedachten, gevoelens en percepties waarneemt. Zo kun je ontdekken dat je niet je gedachten en gevoelens bent, en realiseren wat je wel bent: open liefdevol oordeelvrij gewaarzijn. Natuurlijk bestaat ook deze spirituele kennis uit conceptuele gedachten. De boeddha vergeleek alle spirituele kennis met ‘een vinger die naar de maan wijst’. In deze beeldspraak wordt het individuele bewustzijn van alle levende wezens vergeleken met de ontelbare weerspiegelingen van de maan in elke vijver, plas of ander stilstaand water. Het spirituele onderricht is als een vinger die omhoog wijst naar die ene werkelijke maan, symbool voor het alles omvattende gewaarzijn, dat zich dus slechts ogenschijnlijk opsplitst in individuele entiteiten.
De titel van mijn nieuwe boek “Wijzen naar de maan” (verschijnt in februari 2020) verwijst naar deze beeldspraak. Het is deze keer geen essay maar bestaat uit verhalen en gedichten. Ik wilde mijn spirituele ervaring nu eens op een directere manier overdragen, zodat de lezer misschien naast rationeel begrip ook werkelijk iets kan ervaren van die spirituele ruimte.”
Heeft het gewaarzijn eigenschappen?
“Nee, geen andere dan dat het alles kan ervaren wat erin verschijnt, zonder veroordeling of verzet. Zoals een spiegel ook alles weerspiegelt zonder voor- of afkeur. Die eigenschap dat alles ervaren mag worden, kun je ook onvoorwaardelijke liefde noemen.
Zodra dit gewaarzijn zichzelf herkent in elke ervaring, zowel de fijne als de pijnlijke, is dat de realisatie van de non-duale essentie van de werkelijkheid. Zodra dat gebeurt reageert het ego met het spontaan tot uiting brengen van essentiële waarden, zoals liefde, verbondenheid, compassie enzovoort. Morele regels vervagen dan, je leeft spontaan in overeenstemming met de werkelijkheid. Tibetanen noemen deze staat “Kuntu Zangpo”, wat “altijd goed” of fundamentele goedheid betekent. Dan blijkt dat mensen alleen nare dingen doen als ze hun fundamentele goedheid niet herkennen en leven vanuit zelf-afwijzing en het weglopen ervoor.”
Dat klinkt verlicht…
“Ik ben helemaal niet verlicht, hoor. Wel ervaar ik af en toe van die glimpen, dat je soms heel even vrij bent van je zelfbeeld. Eigenlijk voel ik me meer medereiziger dan leraar op het spirituele pad.”
Wat valt er daarna nog te leren?
“De rest is oefenen en oefenen, telkens weer jezelf er aan herinneren om te kijken naar je gedachten en gevoelens in plaats van ze te zijn. Oefenen om niet te blijven hangen in de spirituele kennis over de werkelijkheid maar echt te kijken in plaats van te denken. Je ziet tegenwoordig neo-advaitamensen die het wel snappen, maar die deze ideeën gebruiken als een prettig soort kalmerend middel. Ze blijven vast zitten in een conceptuele wereld, hun zelfloosheid is gewoon een nieuw conceptueel zelfbeeld.
De Dzogchen-traditie zegt dat als je een glas modderig water weer helder wilt krijgen, je er niet in moet gaan roeren maar het met rust moet laten, omdat helderheid de natuur is van water. Op dezelfde manier is de non-duale essentie de natuur van onze drukke denkende geest. Het enige dat we dus moeten leren is om die denkende geest met rust te laten, en zo tot rust te laten komen. Dat doe je door er wel gewaar van te zijn maar er niet tegen in verzet te gaan. In plaats daarvan kijk je met lichtheid en humor naar alle neurotische neigingen van je ego. Ook dan vind je pasta nog steeds lekkerder dan bijvoorbeeld spuitjes, wordt je verliefd of niet, heb je een relatie of niet, en speel je het spel van je ego in de wereld van ego’s. Het ego wordt dan vrijer, spontaner, liefdevoller, soms ook bozer, maar nooit gemener of achterbakser want die komen voort uit identificatie en beknelling.”
Bron: Koorddanser www.kd.nl