Een pleidooi voor kwetsbaarheid

wonderland1Zou jij geld overmaken aan een wildvreemde, in de hoop dat die een treinkaartje voor je koopt? Als je niets meer weet van die persoon dan zijn schermnaam?

 

Onwaarschijnlijk, wellicht, maar vele duizenden treinreizigers, veelal jongeren, doen dat regelmatig: ze maken handig gebruik van het goedkope groepstarief van de NS Hier lees je meer over de groepskorting. groepstarief van de NS (7 euro voor een retourtje naar een willekeurige bestemming). Ze struinen Facebook af op zoek naar reisgenoten met hetzelfde reisdoel. Vinden ze die, dan koopt één het kaartje; de anderen maken het geld aan hem over. Over misbruik hoor je vrijwel niets.

Terwijl we in relaties met vreemden doorgaans streven naar controle, laten zulke Facebook-initiatieven zien dat juist het loslaten van controledrift veel kan opleveren. Daarvan valt te leren, want in de uiteenlopende rollen die we spelen in het dagelijks leven, ontkomen we er niet aan ons, net als deze treinreizigers, afhankelijk van anderen op te stellen. Als consumenten iets aankopen op Marktplaats, als werkgevers nieuwe krachten aannemen zonder die goed te kennen, als ouders hun kind voor het eerst naar de opvang brengen of thuis achterlaten bij de oppas, als bedrijven met nieuwe toeleveranciers in zee gaan, of als de ene vriend de ander uit de brand helpt.

Of denk aan de deeleconomie, dat wondermiddel dat klimaatverandering moet tegengaan door consumptie en bezit te ontmoedigen en gemeenschapszin op te wekken. Afgelopen zomer leende ik mijn auto via een autodeelplatform uit aan een jonge vrouw, die er drie weken mee door Europa wilde toeren. Toen ik haar huurverzoek ontving, sloeg de twijfel toe: ik ben zuinig op mijn auto. Zou zij dit ook zijn?

Ik probeerde mijn twijfel weg te nemen door beoordelingen van andere autodelers te lezen, maar voor deze vrouw was het de eerste keer. Bovendien: hoeveel zegt of iemand op tijd komt en aardig doet bij de sleuteloverdracht, over hoe zij je auto behandelt? Het enige wat ik zeker van haar wist was, via haar profiel, haar adres (een kleine provinciestad), en via Google, dat een ambulance enkele jaren geleden ‘met grote spoed’ naar dat adres was gereden. Uit haar profielfoto, haar reisbestemming, haar taalgebruik en spelfouten in de berichtjes die zij stuurde, meende ik - vergeef me de vooroordelen en de clichés - op te maken dat wij niet uit dezelfde sociale klasse kwamen. Verleid door het huurgeld, besloot ik het erop te wagen.

Waarom we doen alsof we de ander vertrouwen

Het punt is: Bij al dit soort transacties nemen we risico, want we weten nooit helemaal zeker of we niet bedrogen worden waar we bij staan. We maken onszelf wijs dat we die risico’s op een rationele manier afdekken door een web aan controlemechanismen, met informatiesystemen, huisregels, garantiebepalingen, contracten, geschillencommissies en reputatiescores als draden.

Er zit dus niet veel anders op dan de ander te vertrouwen. Of beter gezegd: te doen alsof

De waarheid is dat het web gebrekkig functioneert: de informatie die we inwinnen over anderen is altijd onvolledig. En sinds wanneer zijn, als het om menselijk gedrag gaat, ervaringen uit het verleden een belofte voor de toekomst? Reputatiesystemen op het internet bieden weinig soelaas omdat ze zo gemakkelijk te manipuleren zijn – dat roept dan weer nieuwe controlesystemen in het leven, zoals op Amazon, dat onlangs aankondigde valse recensies op te sporen en te verwijderen. Zelfs de rechterlijke macht helpt weinig als je je tegen risico’s wilt indekken, want wat heb je aan een stap naar de rechter als het om echt belangrijke zaken gaat – de mogelijkheid dat een nieuwe oppas je kind mishandelt, bijvoorbeeld? En bij minder belangrijke zaken is het probleem juist dat die stap naar de rechter alleen maar gedoe oplevert, en weinig genoegdoening. Dat weet jij, en dat weet de tegenpartij ook.

Er zit dus niet veel anders op dan de ander te vertrouwen. Of beter gezegd, te doen alsof Het idee van vertrouwen ‘alsof,’ ontleen ik aan de Italiaanse maffia-expert en vertrouwenssocioloog Diego Gambetta. Lees hier zijn werk Can we trust trust? doen alsof we de ander vertrouwen, want we weten juist te weinig van die ander om van echt vertrouwen te kunnen spreken. Met al die kleine sprongen in het diepe stellen we ons afhankelijk en dus kwetsbaar op, met alle risico’s van dien. Vertrouwen is daarvan het bijproduct.

De samenleving heeft dat vertrouwen nodig

Dit onafscheidelijke trio – afhankelijkheid, risico, vertrouwen - wil ik graag in de Afhankelijkheidsverklaring Hier werken we aan de Afhankelijkheidsverkla-ring. Afhankelijkheidsverklaring van De Correspondent opgenomen zien. Het belang ervan overstijgt het individuele niveau: zonder het lef om ons afhankelijk van anderen op te stellen, zouden we zelf niet alleen slechter af zijn, maar ook de samenleving. Al die kleine sprongen in het diepe houden de samenleving misschien niet bij elkaar, ze vormen wel belangrijke vingeroefeningen voor maatschappelijk vertrouwen. Als je die vingeroefeningen nooit doet, zul je ook op cruciale momenten niet in het diepe durven te springen.

Als politici zich over vertrouwen uitspreken, dan bedienen zij zich vrijwel zonder uitzondering van clichés. Ze wijzen er bijvoorbeeld op dat het vertrouwen onder druk staat omdat belangrijke maatschappelijke instituties niet meer functioneren, omdat we door individualisering elkaar niet meer tegenkomen op de buurtborrel of de bowlingbaan, omdat we door migratie omringd worden door vreemdelingen, Vind hier een interview met politicoloog Robert Putnam die dit onderzocht. door vreemdelingen, of, zoals de laatste tijd weer van links tot rechts te horen is in de Tweede Kamer, omdat normen en waarden teloor zijn gegaan. Dat valt overigens wel mee, CBS-cijfers suggereren althans dat het vertrouwen in medeburgers stabiel is. gegaan.

Als je deze gedachtegang volgt, is het niet meer dan logisch dat we voorzichtig zijn met vreemden, en dat web aan controlemechanismen hebben gesponnen. Maar wat als we die gedachtegang eens omdraaien: zou het ook mogelijk zijn dat vertrouwen onder druk staat juist door dat web?

Uit onderzoek blijkt: de mens is goed

Die gedachtegang is met fraaie sociologische experimenten onderzocht. Vind hier hun onderzoek. onderzocht. Een voorbeeld. Drie onderzoekers, Molm, Takahashi en Peterson, gaven 140 studenten in twee groepen de opdracht om een som geld te verdelen. Bij de ene groep ging dat door te onderhandelen en onderlinge overeenkomsten te sluiten over de verdeling, dus door middel van een ‘contract’; bij de andere moesten studenten het geld verdelen door het over en weer aan elkaar te schenken (‘reciprociteit’). Na afloop moesten de studenten aangeven in welke mate zij hun tegenspelers vertrouwden. Voor de groep die elkaar geld had gegeven, bleek dat vertrouwen veel hoger te liggen.

Mensen hebben er belang bij het goede voor elkaar te doen: verlicht eigenbelang

Het mensbeeld dat uit dit experiment komt bovendrijven, verschilt radicaal van het neoliberale mensbeeld dat de afgelopen decennia zo dominant is geworden: niet dat van onafhankelijke individuen die, ieder voor zich, hun eigenbelang nastreven; die zonder duidelijke regels en een interveniërende overheid, dreigen te vervallen in een Hobbesiaanse strijd Hobbes is een van de eerste filosofen die over sociale contracten schreef - hier vind je er meer over. Hobbesiaanse strijd van ieder tegen allen. In plaats daarvan komt een relationeel mensbeeld met als premisse dat mensen diep afhankelijk van elkaar zijn en er wederzijds belang bij hebben het goede voor elkaar te doen. Geen strikt eigenbelang, maar verlicht eigenbelang.

Natuurlijk, dat vermogen om je afhankelijk van anderen op te stellen wordt deels gevormd door grotere maatschappelijke processen. Hoe beter je bekend bent met iemand, hoe makkelijker je je afhankelijk opstelt, dus individualisering of migratie zijn zeker van invloed. Ook speelt culturele achtergrond een rol. Klassiek sociaal-psychologisch onderzoek van Markus, Hazel en Shinobu Kitayama Dat onderzoek vind je hier. Markus, Hazel en Shinobu Kitayama laat zien dat mensen in veel Aziatische landen een fundamenteel ander beeld hebben van zichzelf dan in Europa en de Verenigde Staten. Ze zien zichzelf als wederzijds afhankelijk van anderen, waar onafhankelijkheid het zelfbeeld bepaalt.

De Nederlandse overheid heeft wantrouwen geïnstitutionaliseerd

Dat neemt niet weg dat het vermogen om de ander te vertrouwen gecultiveerd kan worden of juist afgestompt. Dertig jaar neoliberaal overheidsbeleid heeft in Nederland op zeker twee manieren bijgedragen aan het laatste: de institutionalisering van wantrouwen.

Ten eerste omdat de overheid impliciet het idee uitdroeg dat we allemaal, onafhankelijk van elkaar, ons eigenbelang moeten nastreven en dat het dus oppassen geblazen is als we iets van elkaar nodig hebben. Denk aan de marktwerking in de zorgsector: uit promotieonderzoek Lees bij de Volkskrant meer over dit onderzoek. promotieonderzoek van Fleur Hasaart aan de Universiteit van Maastricht bleek in 2011 dat artsen vaak duurdere behandelingen voorschrijven dan medisch noodzakelijk is. Waarom? Financieel aantrekkelijk voor de arts. De patiënt, die althans een deel van de kosten vanwege het eigen risico zelf moet betalen, moet dus extra op zijn tellen passen.

Ten tweede omdat de verzakelijking van de publieke sector, vooral doorgevoerd onder twee kabinetten-Paars, dat web van controlemechanismen fors heeft doen groeien. Professionals ervaren dat als een vorm van wantrouwen. Zo worden alle opleidingen in het hoger onderwijs iedere vijf jaar beoordeeld door een visitatiecommissie. Daarvoor moeten die opleidingen een dikke zelfstudie schrijven, de commissie komt bij iedere opleiding een dag langs, waarbij gesprekken met een paar dozijn docenten en studenten staan ingepland, op grond waarvan de commissie uiteindelijk weer een net zo dik eindrapport schrijft.

Wat je voor je afhankelijkheid terugkrijgt

Vandaar dat een organisatie zoals Buurtzorg, Lees daar Rutgers verhaal over: Waarom de baas van Buurtzorg de baas van Nederland zou moeten zijn. Buurtzorg, de vernieuwende thuiszorginstelling uit Twente, zo verfrissend werkt in de huidige, door wantrouwen gedomineerde publieke sector. Wat directeur Jos de Blok feitelijk doet, is controlemechanismen inruilen voor vertrouwen. Hij stelt zich dus afhankelijk op, en krijgt daar veel voor terug: hoge tevredenheid bij zowel werknemers als klanten.

Het bedrijfsleven heeft als het om de cultivering van vertrouwen gaat een dubbele houding. Enerzijds is de meerwaarde van afhankelijkheid ook diep in kapitalistische markten terug te vinden. Om bijvoorbeeld te voorkomen dat bedrijven, onafhankelijk van elkaar, hard op prijs moeten concurreren, proberen ze afhankelijkheidsrelaties met hun klanten op te bouwen, en als ze bang zijn dat hun toeleveranciers zich niet aan de afspraak te houden, doen ze hetzelfde.

Hoe? Onder meer via de route van reciprociteit, dat wil zeggen door elkaar giften te geven, uiteenlopend van relatiegeschenken en kerstpakketten, tips om de winstgevendheid te verhogen, aanbevelingen aan nieuwe klanten, voorrang bij het afwikkelen van een spoed-order, of als het een keer tegenzit, financiële noodhulp. Vele empirische studies hebben deze rol van giftrelaties in het bedrijfsleven aangetoond. Zie bijvoorbeeld dit onderzoek van Brian Uzzi. financiële noodhulp. Marktruil is doorspekt met giftruil, dus met een vorm van ruil waarbij je niet zeker weet dat je iets terug ontvangt. Want ook de vrije markt heeft sociaal cement nodig, en dat cement ontstaat zoals gezegd als we ons afhankelijk opstellen.

Anderzijds lijkt op de werkvloer van veel bedrijven wantrouwen en angst voor afhankelijkheid de boventoon te voeren. Vandaar dat werknemers worden gevangen in targets, zogeheten key performance indicators en monitorsystemen die door het internet steeds invasievere vormen aannemen. Jammer, want de intrinsieke werkmotivatie komt daardoor in de verdrukking, en wellicht ook de productiviteit. Dat motivatie en prestatie in de verdrukking kunnen komen door monitorsystemen, wordt betoogd door de zogeheten Self-Determination Theory. Deze sociaal-psychologische theorie, die overigens zowel fervente aanhangers als critici kent, gaat ervan uit dat mensen van nature gemotiveerd zijn om te leren en zich te ontwikkelen. Externe prikkels zoals controlesystemen of monetaire beloningen kunnen die motivatie negatief beïnvloeden.

En mijn auto? Zekerheid of de jonge vrouw mijn auto goed behandelde, zal ik nooit hebben. Maar in ieder geval stond mijn auto bij terugkomst in de boenwas en was hij van binnen beter gezogen dan ik zelf in jaren had gedaan. We raakten prettig met elkaar in gesprek over zaken die met autodelen weinig te maken hadden. Een volgende keer dat zij mijn auto wil lenen, geef ik hem meteen mee, liefst buiten het autodeelplatform en zijn reputatiesystemen om.

Bron: https://decorrespondent.nl/

Top