Autisme niet noodzakelijk levenslang
Autisme wordt niet langer gezien als een levenslange aandoening. Een kleine studie heeft uitgewezen dat 20% van de kinderen met PDD-NOS hun ontwikkelingsstoornis te boven komen na de puberteit.
Zeven jaar lang zijn 72 patiënten van het Erasmus MC-Sophia gevolgd voor een onderzoek naar hun diagnose PDD-NOS (afkorting van Pervasive Developmental Disorder Not Otherwise Specified). Helemaal representatief is de steekproef niet, zegt onderzoeksleider Kirstin Greaves-Lord. “Maar het is wel een belangrijk signaal dat deze vorm van autisme er niet levenslang hetzelfde uitziet. En het betekent dat we kinderen na de puberteit opnieuw moeten onderzoeken. Dat gebeurt nu meestal niet. Terwijl de behandeling aangepast moet worden als de klachten verschuiven”.
Voor 20% van de kinderen is dat inderdaad het geval. Niet alleen voldoen ze na hun puberteit niet meer aan de criteria van de diagnose, ook het aantal bijkomende aandoeningen zoals stemmingswisselingen, gedrags- en angststoornissen, neemt bij deze groep af met het klimmen der jaren.
Helemaal genezen wil Greaves-Lord de patiënten echter niet noemen. “In het dagelijks leven blijven ze veelal belemmerd door verminderd sociaal contact en waardoor ze ook met problemen op school of op het werk kampen. En vergeet niet: zes op de tien worstelen na de puberteit nog met bijkomende problemen als angst, depressie of opstandig gedrag”.
Jan Buitelaar, hoogleraar aan de Radboud Universiteit en autisme-onderzoeker, sluit zich aan bij de conclusies van het onderzoek. Ook volgens hem is het beeld van autisme als levenslange, onveranderlijke aandoening is te zwart-wit. “De puberteit kan de symptomen verergeren, maar ook verkleinen – vooral als het kind een goed IQ heeft. Opnieuw een diagnose stellen is erg belangrijk. Helaas gebeurt dat vaak niet”.