Van 'oeps' naar 'eureka': 5 briljante wetenschappelijke blunders
Zelfs de grootste genieën maken fouten, maar dat is niet altijd even rampzalig. Of hoe oeps-momenten eureka’s werden...Soms kan een blunder leiden tot nieuwe, baanbrekende inzichten Dat blijkt uit het boek ‘Brilliant Blunders’ van astrofysicus Mario Livio van het Space Telescope Science Institute in Baltimore.
Het boek toont aan dat zelfs de slimsten onder ons zich kunnen vergissen (wat een geruststelling!) en dat het soms noodzakelijk is om aanzienlijke risico’s te nemen - en dus ook fouten te maken - om een doorbraak te bereiken. Dat blijkt ook uit de volgende ‘verlichtende vergissingen’.
Darwins notie van erfelijkheid
Charles Darwin bedacht in 1859 zijn theorie over de natuurlijke selectie. Gelukkig voor Darwin en zijn latere erkenning besefte hij niet dat zijn nieuwe theorie eigenlijk in strijd was met het toenmalige erfelijkheidsidee. Die notie van hoe kenmerken van ouders op kinderen worden doorgegeven, zou de theorie van natuurlijke selectie onmogelijk hebben gemaakt. In die tijd dacht men immers dat de kenmerken van de moeder en de vader eenvoudigweg werden vermengd in het nageslacht, net zoals witte en zwarte verf resulteren in grijze verf wanneer ze met elkaar gemengd worden.
Het was pas in de vroege jaren 1900, toen het mendelisme algemeen werd aangenomen, dat de puzzelstukken van de natuurlijke selectie in elkaar vielen. Gregor Mendel ontdekte dat verscheidene paren van contrasterende eigenschappen voortkomen uit een factor die alternatieve vormen heeft. De ene factor is dominant, de andere recessief.
Kelvins berekening van de ouderdom van de aarde
Sir William Thomson, beter bekend als Lord Kelvin, probeerde in de 19e eeuw de leeftijden van de aarde en de zon te berekenen. Hoewel hij schatte dat beide hemellichamen zo’n 50 keer jonger waren dan we nu denken (hij dacht dat de aarde zo’n 100 miljoen jaar oud was), waren het vooral de berekeningen zelf die een doorbraak vormden.
Lord Kelvin baseerde zijn berekening op het idee dat de aarde begon als een compleet gesmolten, hete bal, die langzaam over de tijden heen afkoelde. Hij berekende hoe lang het zou hebben geduurd voor onze planeet de huidige temperatuur zou hebben bereikt. Zijn uitkomst klopte niet, gedeeltelijk omdat wetenschappers in zijn tijd het fenomeen radioactiviteit nog niet hadden ontdekt, waardoor Kelvin er ook geen rekening mee hield.
Radioactieve elementen, zoals uranium en thorium, zijn namelijk een bijkomende bron van warmte binnen onze planeet. De aarde koelt dus niet alleen heel langzaam af, maar wordt van binnen ook nog eens extra opgewarmd.
Paulings drievoudige helix
De bekende chemicus Linus Pauling, die al winnaar was van twee Nobelprijzen, stelde in januari 1953, na een ultrakort onderzoek van een maand, dat de structuur van DNA bestaat uit een drievoudige helix. Door zijn twee Nobelprijzen was hij overmoedig geworden en wou hij absoluut de eerste zijn om met de DNA-structuur naar buiten te komen. Hij had beter nog wat gewacht, want het was geen drievoudige, maar een dubbele helixstructuur, zoals Francis Crick en James D. Watson enkele maanden later, in april 1953, ontdekten en zo de geschiedenis ingingen. Zij kregen in 1962 de Nobelprijs voor hun werk.
Hoyles Big Bang
Astrofysicus Fred Hoyle is een van de auteurs van de 20e eeuwse ‘steady state’-theorie, die zegt dat het universum zich nog steeds in dezelfde staat bevindt en zich altijd zo zal blijven bevinden. Dat betekent dat het heelal geen begin heeft gehad en ook geen einde zal hebben. Omdat wetenschappers wisten dat het heelal uitdijt, stelde Hoyle dat er voortdurend nieuwe materie tussen de sterrenstelsels wordt gecreëerd.
Hoyle is ook de uitvinder van de benaming ‘Big Bang’, die hij in een radio-interview voor de BBC liet vallen als denigrerende benaming.
Toen bleek dat de bewijzen voor de Big Bang-theorie niet meer te ontkennen vielen, bleef Hoyle toch vasthouden aan zijn idee. Hoyle gaf zijn vergissing nooit toe, maar door zijn aanhoudende kritiek op de Big Bang, droeg hij indirect bij tot het onderzoek naar het ontstaan van het heelal.
Einsteins kosmologische constante Ook Albert Einstein, ontegensprekelijk een van de grootste genieën uit onze geschiedenis, was niet immuun voor vergissingen. In zijn beschrijving in zijn relativiteitstheorie uit 1916 van hoe de zwaartekracht werkt maakte hij een belangrijke fout. Einstein voerde de term ‘kosmologische constante’ in, omdat hij dacht dat het universum statisch was. Enkele jaren na de introductie van deze constante werd de wet van Hubble (en dus de uitdijing van het heelal) ontdekt.
Naar verluidt noemde Einstein de kosmologische constante zijn ‘grootste blunder’. Maar zijn grootste blunder was net dat hij de kosmologische constante liet vallen.
In 1998 ontdekte men dat het universum niet alleen uitdijt, maar dat die uitdijing ook versnelt over de tijd heen. Om uit te leggen waarom dit gebeurt, voerden wetenschappers de kosmologische constante opnieuw in, tegenwoordig beter bekend als ‘donkere materie’. (TE)
bron:http://www.knack.be