Ik ben, dus ik besta...
“Blijf niet hangen in het verleden, verdwaal niet in de toekomst. Leef rustig en bewust in het heden”
Het was 1972 en Gary Weber een 29-jarige materiaalkundige promovendus aan de Penn State Universiteit had een probleem met zijn hersenen. Zijn hersenen bleven gedachten genereren. Een voortdurend, gejaagde, kloppende stroom van neurotische zorgen over zijn leven, zijn studie, of wat dan ook. De gedachte ‘Cogito ergo sum, ik denk, dus ik besta‘, was niet iets dat Weber kon accepteren. Hij was een wetenschapper, een systeemdenker, een proces-vent. Hij hield er van uit te zoeken hoe dingen werkten en hoe ze kunnen worden verandert om efficiënter te werken. Op dat moment waren zijn hersenen niet al te efficiënt. Het verbruikte veel energie die steeds over dezelfde angsten, verlangens en verhaallijnen gingen. “De meeste van deze gedachten hadden geen doel,” zei hij. “Ze waren zeker niet van plan om kanker te genezen.”
Zo gebeurde het dat kort nadat hij zijn probleem herkende hij een toevalligheid opmerkte. Weber pakte op zijn weg uit de bibliotheek een kleine dichtbundel mee. Hij ging op het groene gras voor de bibliotheek zitten, pakte zijn lunch en de dichtbundel en las:
“Alle wezens zijn vanaf het allereerste begin Boeddha’s.”
Dit is de eerste regel van een beroemd geschreven. Weber wist niets van Zen. Maar dan, binnen enkele seconden na het lezen van Ekaku’s woorden, was het voor Weber alsof, “de hele wereld zich opende, de wereld zich letterlijk opende. Het moeten dertig of veertig minuten zijn geweest, met een prachtige uitgestrektheid, een enorme lege ruimte zonder enige gedachten dan ook”.
Weber had wat men in ‘Zen’ een ‘kensho’ noemt – een ontwaken, een blik in het ongeconditioneerde, een mystiek verschijnsel op verschillende manieren beschreven door talloze teksten en talloze leraren in talloze tradities. Het was een ingrijpende ervaring, maar zoals zo veel van dergelijke ervaringen, kon het niet duren. Weber’s gedachten kwamen terug – zo vasthoudend en luidruchtig als altijd. Maar nu wist Weber dat een andere manier mogelijk was.
In de daarop volgende 25 jaar, promoveerde Weber, trouwde, voedde twee kinderen op en baande zich een weg door een reeks van industriele banen en landde uiteindelijk in een senior management positie in Research & Development bij een groot bedrijf. Hij las veel boeken, mediteerde met Zen-leraren, kreeg gecompliceerde yogahoudingen onder de knie, en beoefende Vedische filosofie bekend staat als “zelfonderzoek“- een manier van het verplaatsen van de aandacht naar het centrum van de geest. Om tijd voor dit alles te maken stond Weber om 04:00 op en zette zich dan twee uur aan het spirituele werk voordat hij aan zijn dagelijkse taak begon.
Hoewel hij zegt dat hij nooit het gevoel had dat hij enige vooruitgang boekte bleef Weber met zijn dagelijkse meditaties doorgaan. Dan, op een ochtend als elke andere, gebeurde er iets. Hij kwam uit een yoga houding – een houding die hij had duizenden keren eerder gedaan – en zijn gejaagde gedachten waren gestopt. Permanent.
“Dat was veertien jaar geleden,” zegt Weber. ”Ik ben in een toestand van volledige innerlijke stilte. Behalve een paar verdwaalde gedachten in de ochtend en een paar meer als mijn bloedglucosegehalte laag is, is mijn geest rustig. De oude gedachte-stroom is nooit meer terugkomen.”
Natuurlijk, zou het feit dat Weber dit verhaal vertelt zijn dramatische bewering kunnen tegenspreken. Conventionele wijsheid vertelt ons dat praten de verbale expressie is van denken, het scheiden van de twee heeft geen zin. En toch, dit is de ervaring van Weber en hem kan het niet schelen als het theoretisch onmogelijk is. Wat hem op dat moment zorgen baarde was dat was dat hij een uur later moest gaan werken. Hij moest vier onderzoekslaboratoria leiden en was verantwoordelijk voor duizend medewerkers, een budget van een kwart miljard dollar budget, en had geen gedachten. Hoe zou dat gaan werken?
“Er was geen enkel probleem,” zegt Weber, waarmee hij toegeeft dat dit meer kan zeggen over zijn managementstijl dan over hem. ”Niemand is iets opgevallen. Ik ging onvoorbereid een vergadering in, had geen lijst van punten in mijn hoofd. Ik ging gewoon gaan zitten en wachtte om te zien wat er kwam. En als er wat kwam opende ik mijn mond en waren de oplossingen voor de problemen slimmer en eleganter dan ik in mijn eentje had kunnen ontwikkelen.”
Na verloop van tijd, bedacht Weber dat niet dat al zijn gedachten verdwenen; “Het bla, bla netwerk. Dat wat wetenschappers het ‘standard mode’ network (DMN) noemen. Het eindeloze, het rudimentaire, het obsessieve, de angst scenario’s, de dagdromen, dat deel van het denkproces dat wij standaard aanzetten als wij niet betrokken zijn bij een taak was verdwenen.”
“Wat fascinerend is,” zegt Weber, “is dat ik blijf redeneren en probleemoplossend kan denken zonder dat ik last heb van meelopende, emotioneel geladen, zelf-referentiële, bandbreedte schrokkende interne verhalen.”
Maar de echte verrassing voor Weber is dat er nog meer is verdwenen, samen met het ‘ik’ verhaal: elk gevoel van een afgescheiden zelf en daarmee ook al het mentale en emotionele lijden. Hij heeft een theorie hierover: “Als je kijkt naar de zelf-referentiële verhaal het is allemaal ‘Ik, mij, de mijne.’ Toen het ‘Ik’ verhaal verdween, verdween ‘mij’ en ‘de mijne’ mee. Nu is het stil en rustig van binnen – er is geen gevoel van dingen anders willen als ze zijn, er is geen ‘ik’ meer te grijpen. Hoewel zijn geval extreem is, is Weber’s ervaring in lijn met onderzoek waaruit blijkt dat meer DMN activering correleert met meer ongelukkigheid – ‘ Een dwalende geest is een ongelukkige geest’.
Weber heeft zelf zijn gevoelsleven onderzocht:
“Ik ben nog steeds boos te krijgen, maar nu is het anders. Als iemand mij in het verkeer snijdt, voel ik de energie komen, maar niet verder gaan. Er is geen jagen over de snelweg meer. De woede verdwijnt onmiddellijk – het zet zich niet voort. Ik verlies mijn typische neurale reacties – godzijdank – niet. Maar wat ik verloor is het verlangen in de aanloop naar de woede en ik maak nu geen verhaal over wat er gebeurt dat steeds weer in mijn hoofd herhaald wordt. De verhaallijnen zijn verdwenen.”
Net als andere wetenschappers voor hem die soortgelijke transformaties hebben meegemaakt – de neurowetenschapper James Austin, de neuroanatomist Jill Bolte Taylor, om twee voorbeelden te noemen – raakte Weber geïnteresseerd in wat er gaande was in zijn hersenen. Hij kwam in contact met een neurowetenschapper aan de Yale University, Judson Brewer die bestudeerde hoe de DMN verandert in reactie op meditatie. Hij vond, zoals verwacht, bij ervaren mediteerders lagere DMN activering bij het mediteren. Maar toen Brewer Weber in de scanner zette vond hij het tegenovergestelde patroon: Weber uitgangswaarde was al een relatief gedeactiveerd DMN. Proberen om te mediteren verstoord eigenlijk zijn rust, zijn normale toestand. Met andere woorden, de normale toestand van Weber was al soort van meditatief loslaten, iets wat Brewer slechts een paar keer eerder gezien.
En hier komen we bij een subtiel maar belangrijk verschil van mening tussen Weber en Brewer. Voor Weber, betekent loslaten het komen tot een staat van “geen gedachten” waarin de geest permanent verstild is van elke vorm van het “bandbreedte schrokken” door een innerlijke monoloog. Creatieve gedachten, plannings-gedachten deze zijn prima volgens Weber, en worden bediend door heel
Volgens Brewer daarentegen suggereert verdere studie dat de gedachten zelf – ook een bepaalde hoeveelheid van het zelf-referentiële soort – het probleem niet echt kunnen zijn; het echte probleem is onze menselijke neiging te fixeren en grip te krijgen op deze gedachten. Sommige van de mensen die hij onderzocht bereiken een enorme verlaging van hun DMN activiteit, terwijl zij nog steeds op een zelf-referentiële manier denken. Zij ‘fixeren’hun gepieker niet. Zoals boeddhisten betogen, men hoeft het denkproces niet te elimineren alleen de interne relatie met dat denkproces moet verandert worden.
Wat het ook is, Brewer en Weber zijn het erover eens dan een vermindering van de DMN- activiteit centraal staat in de eliminatie van het lijden en het feit dat het wordt besproken een belangrijke vooruitgang is in de wetenschappelijke studie van meditatie in het bijzonder en spirituele praktijk in het algemeen. De Mind and Life conferenties, de grote NIH subsidies, de explosie van studies over mindfulness – hebben allemaal enorme inzichten opgeleverd. Ze hebben laten zien hoe positieve emoties kunnen worden getraind, de reactiviteit verzacht, de concentratie verhoogd en aandachtsproblemen duidelijkheid versterkt. Veel onderzoekers hebben ondubbelzinnig aangetoond dat stress en lijden drastisch kan worden verminderd door meditatie en aandacht in het leven. Maar ze hebben nog niet aangetoond waarom dit zo is.
Hebben Brewer en zijn collega’s eindelijk een aanwijzing hoe de vermindering van het lijden eruit ziet in de hersenen? Niet de activering van een bepaalde regio, maar een meer algemene deactivering, een neurologische loslaten? Brewer: “Zelfs in nieuwelingen zagen we een relatieve deactivering over de hersenen – alsof het brein zei, oh God dank dat ik het kan laten gaan. Ik hoef geen dingen te doen, ik heb al deze energie niet nodig. Een interpretatie – en er zijn vele anderen – is dat het brein weet wat het moet doen. Het is een zeer efficiënte machine, we moeten gewoon stoppen met in de weg lopen.”
Dit neurobiologisch perspectief is een beweging in de richting van wat Brewer noemt het evidence-based geloof, “waar de wetenschap in staat is om leraren en beoefenaars te helpen met het afstemmen van de manieren die zij gebruiken om te mediteren, hun brein tot rust te brengen om daarmee een beter resultaat te bereiken. Contemplatieven kunnen terugdeinzen bij het idee, maar voor Brewer, is het lijden aanpakken de prioriteit en kan de wetenschap helpen. Als bewijs, gebruikt Brewer twee recent verschenen studies [ hier en hier ] die laten zien hoe mediterenden via live feedback, met behulp van fMRI in hun hersenen het effect tijdens de meditatie kunnen bekijken en gebruiken om hun DMN activering te verlagen. Brewer kreeg recent een NIH-subsidie om te onderzoeken hoe dit zou kunnen werken voor mensen die niet mediteren. “Het doel is om te zien of neurofeedback gewone mensen feedback kunnen geven op subtiele aspecten van hun ervaring … dingen die ze anders niet zouden opmerken,” zegt hij.
Weber; “Op dit moment kunnen we mensen van de straat binnen een of twee runs via de fMRI helpen en de gejaagde gedachten voor een groot deel leren uitschakelen. Hoe meer wij van de hersenen zien, hoe meer tijd wij daaraan besteden, hoe meer wij leren. Het is net als fietsen. Met deze technologie hoeft u niet eerste vijfentwintig jaar te oefenen in mediteren, zoals ik deed. Het is veel efficiënter.”
Met een psychotherapeutische draai en net als Boeddha’s Vier Edele Waarheden heeft Weber het over progressie, vooruitgang: “Ik had het lijden, het kwam uit mijn verhalen. Mijn verhalen lieten mij een verteller worden. Als de verteller de verhalen stopt, verlies ik mijn lijden. Wij hebben het vermogen om dit te doen. Ze vereisen geen Bijbelse teksten of filosofie. Al wat nodig is, is doorzettingsvermogen en nieuwsgierigheid. Ons oud-ego gemotiveerd menselijk bestaan, onze 75.000 jaar oude besturingssysteem met zijn behoefte om onze verlangens te bevredigen en het exploiteren van het milieu, het willen hebben zes van dit en tien van dat – dat kan allemaal wegvallen. Het is tijd voor een upgrade.”
De oorzaak van het lijden
Dit monniken, is de Edele Waarheid van de Oorzaak van Lijden: het is de hunkering die wedergeboorte (patisandhi) veroorzaakt en welke gepaard gaat met begeerte en wellust, en welke bevrediging zoekt in dingen, dan weer hier, dan weer daar, namelijk: hunkering naar zintuiglijke geneugten (kama tanha), hunkering naar bestaan, en hunkering naar niet-bestaan’
- —Boeddha
Bron: