Het witte goud (column)
Of ik om vijf uur op wil staan om asperges te gaan steken in Limburg? Ik twijfel geen seconde. Natuurlijk! Dat is vriendschap, weten waar je de ander echt blij mee kunt maken.
Tijdens onze grote wandeltochten liepen we al vaak langs de lange bedden waar deze heerlijke groente zich in verschuilt. In het voorjaar vaak bedolven onder meterslang zwart plastic. In de herfst de toch wel heel bijzondere planten die uit de bedding tevoorschijn komen. Al menigmaal spraken we over de weg die de asperge heeft moeten gaan voordat hij gekookt en al dampend op je bord ligt.
Toch wel enigszins verbaasd worden we door het gastgezin welkom geheten op het veld waar het allemaal moet gaan gebeuren. Het is half zeven. De Hollanders zijn daadwerkelijk op komen draven. We schudden William de hand en we vragen hem de hemd van het lijf. Het bed is kurkdroog. De opdracht is om te gaan speuren naar de karakteristieke barstjes. Hieronder steken één of meerdere asperges spoedig de kop op. Zou hier dit gezegde vandaan komen?
William voelt wat met zijn handschoen, de asperge komt tevoorschijn en hij steekt deze zo'n 25 centimeter lager met een lange pin door. Het ziet er heel simpel uit. De asperge wordt bevrijd en in een bak gelegd. De bakken liggen op een eenvoudige kar die we langzaam over de bedden heen duwen. De wielen aan weerszijden. Nadat we twee rijen lang goed hebben opgelet, mogen we het zelf gaan proberen. Ik voel vrijwel meteen mijn rug. Mijn lichaam is deze houding duidelijk niet gewend. Ik graaf de eerste asperges vrijwel helemaal uit, bang dat ik ze afbreek of veel te kort zal maken. Gehurkt probeer ik ze door te steken. Soms ziet het eruit alsof ik zaag. De Limburgers hebben de grootste lol. Of ik de koeien aan het melken ben?
Na de eerste meters spreek ik al zeer gemeend mijn respect uit naar de Limburgers. Bovendien moeten de asperges later ook nog eens geschild worden. En dan te bedenken dat wij Nederlanders vrijwel alles 'te duur' vinden. Iedereen zou zelf eens een kistje uit de grond moeten halen. Mijn eerbied voor voedsel stijgt opmerkelijk. Het in de natuur werken is heerlijk. En de zon breekt langzaam door. Wat wil je nog meer?
Wanneer ik de term 'het witte goud' aanhaal, reageert de moeder des huizes wat getroffen. 'Die tijd is geweest!', zegt ze. Tijdens de thee vertelt ze me dat dit tijdperk zo'n vijftien tot twintig jaar geleden is gestopt. Iedereen weet natuurlijk dat landen als Peru en Griekenland veel goedkoper kunnen produceren. Nieuw voor mij is dat daar echter bestrijdingsmiddelen gebruikt worden die in Nederland al verboden zijn. Eet smakelijk!
Op het tweede veld werk ik samen met een man van 79 jaar. Hij heeft net zoveel plezier als ik. Alsof ook hij het voor het eerst doet. Met een jaar of dertien liep hij echter al tussen de bedden rond. Ik 'steel' zijn techniek. Het gaat me steeds beter af. Twee weken geleden haalde hij de laatste partij asperges van vorig jaar uit de vriezer.
Terug bij het woonhuis van William stapelen we de kratten met asperges op en zetten we ze onder water. Planken voorkomen dat de asperges gaan drijven in het grote bassin. Het systeem is oud. Van opa, op vader, op zoon. Ik houd van vaste waardes. De wereld verandert al snel genoeg. In de koelcel laat William ons de verschillende kwaliteiten zien. Dikke en kaarsrechte asperges leveren verreweg het meeste op. De consument wil nu eenmaal in illusies geloven. De dunne, kromme of de 'blauwe' smaken er niet minder om.
Chris en ik krijgen kilo's asperges mee naar huis. Met een glimlach van oor tot oor zit ik in de auto. Als je je eten 'zelf' uit de grond hebt gehaald, is het dubbel en dwars genieten.
Thuis wikkel ik alles in natte theedoeken. Morgen flink wat gaan schillen en invriezen.
Een uurtje later zitten mijn vriendin en ik met een bord asperges op het balkon. Waar alleen maar wat goudgele boter op zit. Precies zoals Jack Poels het bezingt in 'Soep van gister.' Het geplukte veldboeket van paarse bloemen op tafel. 'Het is de grond die de smaak geeft', zei William me vanmiddag. En inderdaad, asperges smaakten nog nooit zo goed. Het witte goud bestaat niet meer maar ik voel me een rijk man.